1990 Prins Theo I

Voor iedere Prins en Prinses is een ‘Prinsenjaar’ op zich al heel speciaal maar we zullen proberen de dingen die het voor ons nog specialer gemaakt hebben er uit te lichten.Om te beginnen hebben we een dagboek bijgehouden vanaf de dag dat Theo benaderd is met de vraag “denk er eens over na of je Prins wil worden dit jaar”. Dit is nu erg prettig want we kunnen gemakkelijk teruglezen over alle gebeurtenissen. Op 25 januari 1990 stormde het en niet zo’n klein beetje ook. Op deze dag stond het ‘foto-maken’ bij Bosten gepland. Terwijl de dakpannen en de takken ons om de oren vlogen liepen we samen richting Hezeland, daar zouden we opgehaald worden door Sjaak Snellen. Hij kwam met de ‘kleine auto’ want deze viel niet zo op. Terwijl we instapten kregen we allebei een vuilniszak in de handen gedrukt met de instructie:’als we moeten stoppen, moet de zak over je hoofd’. Vanwege de storm was er niemand zo gek om zich op straat te wagen dus de vuilniszakken waren niet nodig.
Eenmaal bij Bosten (aan de achterdeur) gearriveerd moesten de zakken toch nog over het hoofd want volgens traditie moet de familie Bosten raden wie er onder de zak zit. Toen bleek dat het de 1e keer was dat ook de Prinses mee kwam tijdens het foto-maken. Ze hebben ons overigens niet geraden. Zaterdag 10 februari was het Prinsenbal, een afschuwelijk spannende dag. We zouden de volgende dag gewoon met ons vriendenstel ‘de A.lde Garde’ meedoen met de optocht dus er was nog wel het een en ander te doen bij de Blokhut van Jong Nederland. Onze hoofden stonden daar echter niet zo naar maar goed, zonder kleerscheuren zijn we de ochtend en de middag doorgekomen. De avond was zo mogelijk nog spannender maar uiteindelijk stonden we als Prinsenpaar op het podium en wat we zagen waren de lachende verbaasde gezichten van familie en vrienden. Dit is de hele carnaval zo gebleven. Onze ouders en ons vriendenstel waren steeds waar wij ook waren, het was ongelooflijk. Het begon op tijdens het Prinsenbal met het versieren van ons huis, op de receptie waren alle Jong Nederlanders (maar liefst 73 personen) op 4 na alle leden aanwezig. Ze waren allemaal gekleed in gala en hadden cadeaus, een geweldig lied en een blaaskabine waar we allebei in moesten en ballen moesten vangen. We hebben het carnavalsprogramma doorgegeven en echt overal waar ’t Bombakkes was daar waren zij ook. Na het prinsenbal kregen we heel veel post. We kregen een tekening van Pieter, een jongetje wat we helemaal niet kenden maar het gewoon leuk vond om voor ‘de Prins” iets te tekenen. Uiteindelijk hebben we hem toch nog ontmoet.
Wat ons nu nog steeds aan dit bijzondere jaar doet herinneren is een liedje wat we toen tot in den treure gezongen hebben en wat we voor het eerst gehoord hebben bij Piet Lukassen thuis tijdens het eten van een gebakken ei. Het liedje blijft een hit want we horen het ieder jaar nog wel een paar keer voorbij komen. Ook hebben we met dit liedje als advertentie in de Maas- en Niersbode iedereen bedankt voor de heerlijke carnaval die we gehad hebben. Het refrein gaat als volgt:

Laot mar lekker gaon zoë wie ’t geit
Laeve wie de wind mien jeske weijt
Zuutjes in daen toemel meigaon
Spooje det is gauw gedaon.

Ook hebben we in ons jaar het 44-jarig bestaan mee mogen vieren als jubileumprins en prinses. Het was een weekend vol feest en een geweldig drukke receptie met heel veel collega-verenigingen. Voor ons zijn het onder andere de kleine dingen geweest die het carnavalsjaar 1990 onvergetelijk hebben gemaakt.