1975 Prins Jacob I

In mijn Prinsenjaar, 1975, was het officieel internationaal het “jaar van de vrouw ” en men kon toen onmogelijk iemand vinden die beter geschikt was om in dat jaar Prins te zijn! Dit was einmalig!
Ik had geen tanzmarietjes maar “Hofdames”, ook einmalig zoals ook te zien is. Die waren echter niet voor “in den hof”! Janny de Wolff en Maria Wilbers. Ook bijzonder was dat mijn vader als Prins Wielie 1e gelijktijdig met mij prins was bij de Waggelaars, wat vooral tot uiting kwam toen hij bij mij op de receptie kwam.
In mijn Prinsenjaar is de nieuwe (huidige) Prinsenwagen gebouwd, waarvoor ik het ontwerp en de tekening (nog in mijn bezit) heb gemaakt en tijdens de bouw de voortrekkersrol vervulde. Overigens geaccepteerd onder voorwaarde “dat iedereen die toen lid was van `t Bombakkes er daadwerkelijk aan zou meewerken”. En zo geschiedde.
Bij mijn uitkomen had ik in tegenstelling tot alle vorige Prinsen geen groen/witte linten aan de knots, maar oranje zwarte, de kleur van Vitesse waar ik toen bestuurslid van was.
We gingen in dat jaar met 4 volle autobussen naar de huwelijks receptie van Piet Sluiters in Leeuwen, compleet met de hofkapel.
Als laatste Prins die een bezoek bracht aan de bewoners in het oude bejaardenhuis het zg. klooster.
Tijdens ons prinsenjaar hebben wij het zg. “open huis” ingevoerd wat tot vandaag nog gebruikelijk is, hetgeen ontstond omdat mijn Prinses Truus op ons prinsenbal iedereen uitnodigde om op de zondagmorgen een borreltje te komen drinken, wat uitliep tot in late uren.
Verder heb ik aan “alle” Gennepse carnavalsoptochten meegedaan. We bleven 18 jaren in de Raad van elf en zijn benoemd tot Officier van `t Bombakkes en tot Ridder van verdienste van de Ex Hooghedenclub.
Een schitterend prinsenjaar, wat vooral geslaagd is door de toewijding van mijn buitengewone Prinses Truus die overal volop in meeging! Hulde. Me dunkt, veul gezwetst, maar wel allemaal waar!!
Duut hin, Ex Prins Jacob 1.
Hopelijk mijn steentje te hebben bijgedragen naar vermogen verblijven wij
Met de vriendelijke groeten, ’t krölt ter, moel moel.”